Piet Burgers viert 100e verjaardag

LEMMER – “Mijn vader werkte overdag hard, maar ’s nachts ook.” Met die woorden is de toon gezet van het interview met Piet Burgers die op zaterdag 31 juli zijn 100e verjaardag viert. Hij lacht als hij vertelt hoe dat er aan toe ging vroeger met 16 kinderen, vader, moeder en opoe in een klein huisje in Amsterdam. “We sliepen met 6 kinderen in één bed. Drie met het hoofd op het hoofdeinde, de andere drie lagen op het voeteneinde.” Van zijn vele broers en zussen zijn overigens nog maar 6 in leven.

Gewoon door blijven ademen

En op de vraag hoe je zo oud wordt antwoordt hij:”Je moet gewoon door blijven ademen.” Waarop hij het nuanceert en aangeeft dat je vooral geluk hebt als je zo’n leeftijd mag bereiken. Zijn moeder werd niet oud, maar 67. Zijn vader overleed toen hij 76 was.

Eeuwig pijn en een vechter
Geluk had hij als het om het bereiken van een hoge leeftijd gaat. En ook het gezin waarin hij opgroeide was een fijn en goed gezin. Alles kon er altijd, ze mochten altijd vriendjes en vriendinnetjes meenemen. “Zaten we soms wel met 22 of 23 man aan tafel. Dat vinden mensen nu heel vaak vreemd.” Op andere gebieden viel het allemaal niet zo mee en heeft hij flink wat meegemaakt. De basis daarvan lag bij zijn knie. Toen hij 2 jaar oud was kreeg hij bloedvergiftiging in zijn been en stonden de artsen eigenlijk op het punt om hem te amputeren. Gelukkig hoefde dat niet, maar hij liep daardoor wel tot z’n 70e mank. Op die leeftijd kreeg hij eindelijk een nieuwe knie en vanaf dat moment was het ook gedaan met de eeuwige pijn. “Ze hadden me verteld dat zo’n knie maar 20 tot 25 jaar meegaat. Daarom kreeg ik die operatie pas toen ik 70 was.” Naast de pijn was er vooral in zijn jeugd altijd die hoon en het pesten. “Ze noemden me vaak die manke. En ik kon niet meesporten. Als de gymnastiekleraar de jongens dan kwam halen, bleef ik achter in een klas met meisjes. En die namen me dan in de maling, zaten alleen maar te treiteren. Ik was altijd het mikpunt.” Het heeft zijn karakter gevormd vindt hij zelf. Het heeft een doorzetter van hem gemaakt. Een vechter. Maar ook iemand die heel sociaal is en zich overal voor inzet.

Met 15 de eerste baan
Hij was 15 toen hij startte met werken. Had de ambachtsschool gedaan en zijn timmermansdiploma gehaald. Toch ging hij eerst een hele andere richting uit: Hij werd krantenjongen bij de Ako. Hij kreeg voor 60 uur werken in de week 1,50 gulden. Maar met de fooien had hij een vorstelijk salaris. “Met fooien wel tussen de 35 en 45 gulden in de week. Dus ik had altijd geld op zak. En daardoor ging ik dan na het werk niet naar huis, maar naar de bioscoop op de Haarlemmerdijk. En lekker kroketjes uit de muur halen.” Zijn vader vond echter dat hij die weelde eigenlijk niet kon dragen. “Die had al snel zoiets van :”Er komt niets van hem terecht.” Zoals het in die tijd ging zorgde vaderlief dan ook dat er iets ging veranderen. “Toen ik 17 was moest ik even met hem mee naar boven. Als je dat moest, kreeg je vaak op je sodemieter. Maar hij zei gewoon dat ik die baan bij de AKO vaarwel kon zeggen en dat ik bij een aannemer ging werken. Had hij al geregeld. Ik kon nog net zeggen dat ik niet direct kon beginnen omdat ik een week opzegtermijn had. Maar de week erna werkte ik in de bouw.” Zijn loon kelderde drastisch. Van de 35 tot 40 gulden per week, ging hij naar 4,50 gulden per week. “Maar ik ben mijn vader nog altijd dankbaar dat hij dat geregeld heeft. Anders was er ook niets van me terecht gekomen.”

Drang om te bewijzen
Door zijn handicap kreeg hij een enorme drang om zichzelf te bewijzen en zich op te werken. “Vroeger zeiden ze al dat ik een streber was. En dat is ook zo. Ik wilde altijd meer. En die houding heeft me geen windeieren gelegd.” In Lemmer klom hij eigenlijk op tot technisch directeur en hij verbleef jaren in Kameroen waar hij een houtzagerij opzette. Maar voor het zover was had hij al wat omzwervingen gemaakt. “Na verloop van tijd regelde mijn vader weer dat ik bij de gemeente Amsterdam aan de slag kon als timmerman. Maar in 1955 braken er stakingen uit voor een beter loon. Het salaris dat je bij zo’n gemeente verdiende lag veel lager dan dat je bij een bedrijf verdiende. Zo’n 4000 mensen legden het werk neer. En daarvan werden er 63 ontslagen omdat ze de stakingen leidden. Daar was ik er eentje van.”

Houthandel Groot

Met de stakingscommissie sprak hij echter af dat hij voor de mensen die zonder werk kwamen te zetten nieuw emplooi zou regelen. En dat hij zou zorgen voor geld voor ze. “Op die manier kwam ik bij Houthandel Groot in Amsterdam terecht. Ik kende Groot wel, want hij was voorzitter van de wijkraad. En ik was daar lid van. Maar als stakingsleider klopte ik aan omdat ik bij de poort wilde staan posten om met de pet rond te gaan voor de stakers. Dat mocht. Maar op een gegeven moment tikte hij een keer op het raam en moest ik binnenkomen. Hij zei dat hij een werfbaas zocht. Mijn antwoord was:”Dan zult u die ook wel vinden.” Groot zei echter dat hij wilde dat Burgers voor hem kwam werken. “Toen heb ik gezegd dat ik dat niet kon doen. Ik had beloofd dat ik de stakers aan het werk zou helpen en kon hen niet in de steek laten.” Een week of 6 later wenkte Groot hem weer binnen. Dat er in de Noord-Amsterdammer een advertentie kwam te staan voor die werfbaas. En dat als hij zou solliciteren hij de baan zou krijgen.

Als je dit niet doet, pak ik mijn boeltje en ga weg

“Maar wat had die gluiperd nu gedaan? Hij was bij mijn vrouw Saar langsgegaan. Dus toen ik terug kwam van de collecte lag de krant met die vacature open op tafel.” Zijn vrouw zei dat het een mooie baan was en dat Groot bij haar was geweest. En dat hij moest solliciteren. Toen hij aangaf dat hij dat niet ging doen pakte ze het anders aan en zei ze dat ze haar boeltje zou pakken. “En dan red je je maar.” Voor dat ultimatum zwichtte hij en solliciteerde. “Maar ik schreef alleen maar dat ik solliciteerde en verder niks. Niet waarom ik solliciteerde, wat ik kon. Ik dacht dan nemen ze me toch niet aan.” Maar Groot hield woord en zo kwam hij toch bij de houthandel in Amsterdam terecht. Gewerkt in een houthandel had hij tot dat moment nooit. En zeker niet in een zagerij. “Ik was gewend om dingen te maken. Maar daar moest ik kijken of hout wel goed gezaagd werd. Maar moest ik ook leiding geven aan anderen. Een hele ontwikkeling en achteraf bekeken had ik het nooit beter kunnen treffen.”

Stinkende spiering
Maar het bleef daar niet bij. In 1961 werd hij gevraagd of hij een vestiging van Houthandel Groot in Lemmer mee wilde opzetten. In Amsterdam waren er geen mogelijkheden voor de firma om uit te breiden en in Lemmer dus wel. “Maar ik kende Lemmer alleen van de Lemmerboot. In de naoorlogse jaren gingen mijn  3 jongste broertjes daar altijd mee naar Lemmer omdat ze als “hongerkinderen” werden bestempeld.” De eerste keer dat hij zelf een stap in het dorp zetten, was overigens niet de beste stap. “We moesten voor de Blokjesbrug wachten en daar kwam net een boot met spiering doorheen. En een stank dat dat gaf. Ik zei tegen meneer Groot: ik ga in de auto zitten. Je denkt toch niet dat ik in zo’n stank ga wonen.” Later werd om dat voorval enorm gelachen, want het gezin verhuisde al snel wel naar Lemmer en werd daar enorm warm opgevangen. “Onze dochter Rina had binnen een minuut al een vriendinnetje. Toen we aan het verhuizen waren, vroeg mijn vrouw waar  Rina was gebleven. Kwam Jopie Bakker langs om te zeggen dat ze al een vriendinnetje had en mee naar haar huis was. En daar leerde ze ook direct garnalen pellen.”

Klik met Lemmer
Met Lemmer klikte het van alle kanten stelt de jarige. Ook zijn vrouw had geen moeite met de overgang van Amsterdam naar Lemmer. “Ze zei altijd: waar mijn brood is, is mijn vaderland.” In het begin was het wel eens dat er gevraagd werd wat “die” Amsterdammer hier toch deed. Maar toen Burgers zich al snel in het verenigingsleven stortte en allerlei zaken mee ging ontwikkelen, was hij al snel ingeburgerd. “Dat deed ik in Amsterdam ook al, hier alleen op een wat andere schaal.” Van de jeu de boulesvereniging tot de voetbalvereniging en van de omroep waar hij tot voor de covid als sportverslaggever werkte tot het gevecht om het behoud van de Jan Nieveen, hij deed het allemaal. Zo werkte hij 25 jaar als voetbalscheidsrechter, zorgde er met anderen voor dat de Jan Nieveen terug naar Lemmer kwam, gaf danslessen en versloeg de voetbalwedstrijden voor de lokale omroep. Nu er al 2 jaar geen voetbal meer is om te verslaan, is dat gestopt. Daarbij komt dat zijn zicht een stuk minder is geworden, omdat hij een bloedvergiftiging had die op zijn ogen is geslagen. Er wordt nu gezocht naar manieren om dat zicht te verbeteren. Maar lukt dat niet dan kan hij die wedstrijden na de corona niet meer verslaan. Daar berust hij in. “Het is nu eenmaal niet anders.”

Grote hobby figuurzagen

Helaas kan hij door die beperking zijn hele grote hobby figuurzagen ook niet meer uitoefenen. “Dat doe ik al vanaf dat ik 8 ben. Toen met een handbeugel, maar daarna heb ik tot mijn 98e met mijn machientjes altijd de mooiste dingen gezaagd. Prachtig om te doen.”

Naar Afrika

In 1968 brak overigens voor Burgers weer een heel bepalende fase in zijn leven aan. Eerder waren stagiaires uit Kameroen naar Lemmer gekomen. Het tropische hardhout dat de firma Groot uit het land haalde, werd tot dan in Lemmer gezaagd. Maar de firma wilde ook daar een zagerij opzetten. Daarom werd Burgers gevraagd om die zagerij daar op te zetten. Uiteindelijk verbleef hij er 5 jaar. Het eerste jaar alleen, in het tweede jaar ging zijn vrouw mee. De kinderen gingen naar familie en kennissen, maar kwamen in de vakanties wel over met het vliegtuig. Prachtige jaren zegt hij daarover. In zijn woning herinneren nog allerlei beeltenissen en schilderijen aan die tijd. “Ik heb me daar ook heel goed gevoeld. Als je bereid bent je te vereenzelvigen met mensen waar je mee werkt, komt het goed.” Veel daarvan gebeurde in eerste instantie overigens wel met handen en voeten. “Ik had een spoedcursus Frans gevolgd, maar dat was het dan ook.”

Toen hij terug kwam uit Kameroen bleek de Nederlandse firma verkocht. De man die zijn plek had ingenomen liet weten dat er nu een probleem was, omdat er eigenlijk geen plek meer voor hem was. “Daarop liep ik naar één van de dames van kantoor en heb ik me ziek gemeld. En dat ze me nooit meer zouden zien. Overigens kon dat op basis van de situatie met mijn been ook heel goed. De dokter zei zelfs dat dit 10 jaar eerder had gemoeten. En het betekende dat ik met mijn 63e met pensioen was.” Geen fijn einde van een mooie carrière vindt hij nog steeds. Toen hij 65 werd, kwam er een telefoontje van de firma die het bedrijf had overgenomen: dat hij nog een klokje tegoed had. “Ik heb gezegd dat ze dat wel in hun reet mochten steken. ”Ik had zolang en zo hard gewerkt en dan word je er zo uitgewerkt.”

Geluk gehad
Maar nu is hij dus 100 jaar en kan terugkijken. Op al die zaken die geweest zijn, op zijn gezin met 4 kinderen, op de prachtige reizen die hij met zijn vrouw heeft gemaakt door heel Europa en daarbuiten, maar ook op de gevechten die hij heeft moeten leveren. Zijn been dat zo bepalend was. Maar ook het feit dat hij een val heeft overleefd vanaf 3 meter hoogte, waarbij hij op een betonnen vloer terecht kwam. En hij heeft een “rits” op zijn lijf van de openhartoperatie. “Ik heb geluk gehad wat dat betreft. Wat verder het geheim is weet ik niet. Ik neem elke avond 1 borreltje, wandel veel, ben altijd heel actief geweest. Maar ik geloof echt dat de één wat dat betreft geluk heeft en de ander pech. Soms zie ik wel eens jongetjes van 30 jaar jonger dan ik achter zo’n rollator lopen. Dan denk ik:”Onze Lieve Heer heeft het blijkbaar goed met me voor.”

Feest
Zaterdag is er feest ter ere van het feit dat hij een eeuw lang op deze aarde rondloopt. Wat er precies gaat gebeuren weet hij niet, alleen dat hij mensen mocht uitnodigen die van belang voor hem zijn geweest en hij voor hen. “En dat zijn er flink wat geweest. Verder laat ik de dag op me af komen, maar dat komt helemaal goed.”