Ode aan Harry Töben

Ode aan Harry Töben

Blues en jazz. Als ik aan die woorden denk, beginnen mijn ogen vanzelf te glimmen. Hier in Lemmer hadden we vele jaren ons eigen blues- en jazzfestival. Een happening van jewelste, waarbij we de meest fantastische artiesten zagen en vooral hoorden optreden. Mensen van wereldfaam die hier in ons kleine Lemmer in een hal optraden die was omgetoverd tot een waar paradijs. Achter al die grootheid zat een lokale grootheid: onze eigen Harry Töben.

Eigenlijk was hij niet van ons, want een Grunniger pur sang. Eentje die zich voor het culturele erfgoed van waar zijn wortelen lagen ook heel erg heeft ingezet. Hij beijverde zich voor de streektalen uit zijn geboorteplaats, schreef er veel over, organiseerde er zelfs dictees over. Maar hij schreef ook een aantal boeken in zijn moedertaal (en vertaalde die zelfs in het Nederlands), terwijl hij zich hier ook best kon redden in het Fries. Eigenlijk kon hij zich met alles goed redden. Met altijd een leuk praatje klaar, ritselde hij alles voor elkaar.

Naast dat hij groot talent naar Lemmer lokte, musiceerde hij zelf ook. Cultuur was eigenlijk zijn tweede naam. Hij schreef, hij sprak, hij maakte muziek, hij organiseerde muziek, hij maakte van zijn boeken toneelspelen en speelde zelf ook mee en deed dat allemaal met een passie die ik zelden ergens gezien heb. Maar dat niet alleen: hij beijverde zich ook nog met grote inzet voor de politiek. En hij bulderde zijn lach over de wereld. Ik was een keer uitgenodigd op een gezamenlijk diner door een bevriende rijschoolhouder en daar had Harry het hoogste woord. Tapte de ene mop na de andere.

Bijen

Maar kon dan ook zo weer serieus ingaan op iets anders wat hem na aan het hart lag. Zijn bijen bijvoorbeeld. Als imker waren zijn bijen en bijenkasten hem alles. Toen die keer op keer werden vernield, brak dat zijn hart. Toen zijn kleinzoon zijn activiteiten op dat gebied overname, was hij – naar ik kon inschatten – de gelukkigste man van de wereld. Dat zijn kinderen en kleinkinderen trouwens zijn grootste bezit waren, kon ook niemand ontgaan. Altijd had hij het over “zijn” twee meiden en sprak hij vol trots over hen en hun gezinnen.

Harry verhuisde overigens terug naar het Grunniger land, daar waar zijn roots lagen. Soms zag ik nog iets op social media van hem voorbij komen. Het laatste waar ik nog enorm om moest lachen (en ook eigenlijk wel een beetje huilen) was dat hij met een gebroken rug in het ziekenhuis lag. Een raar uitziend apparaat moest dat weer goed zien te maken. Maar wat de lach op mijn gezicht toverde was het feit dat Harry daar in dat bed fijn een zoute haring zat weg te smikkelen. Niet in stukjes gesneden van een bordje, maar gewoon zoals je een zoute haring eet. In zijn geheel, achterover de mond in. Met volle overgave stel ik me zo voor, omdat hij in hoe ik hem mee heb gemaakt ook zo leefde: In volle overtuiging.

Tot mijn grote schrik zag ik dat aan het leven van deze bijzondere man een einde is gekomen. En ik heb het hem wel vaak in het echt gezegd, maar bij deze:”Bedankt voor de onvergetelijke blues- en jazzfestivals die je gaf en die mij persoonlijk zulke prachtige momenten en herinneringen hebben bezorgd. Bedankt voor je zorg voor de natuur, cultuur, het schrijven, de politiek, je sociale bewogenheid en voor je tomeloze inzet voor van alles en nog wat. Maar vooral voor wie je was, je levenslust en voor die heerlijke lach van je. Dikke smok.”
Meisje