80 jaar terug in de tijd

LEMMER – Aanstaande woensdag is het 80 jaar geleden dat drie jongemannen uit Lemmer, geboren in het jaar 1924, via het Arbeidsbureau te horen kregen dat zij zich moesten melden om werkzaamheden voor de bezetter te gaan doen in de Duitse industriestad Hamburg. Dit vanzelfsprekend op bevel van de Duitse krijgsmacht. Deze drie jongemannen waren Petrus Porsinck, Poppe Bootsma en Jan Aukema.
De nu 99-jarige Jan Aukema was op dat moment werkzaam bij rijwielhersteller Kerst Koopmans aan de Langestreek in Lemmer. Koopmans had er al een aantal maal voor kunnen zorgen dat het vertrek van zijn werknemer uit kon worden gesteld. Maar ditmaal ging deze vlieger niet meer op en was het vertrekken of onderduiken.

Angst om te worden opgepakt

Koopmans wist wel een onderduikadres. Maar de angst om te worden opgepakt en afgevoerd te worden naar een kamp was groter dan naar Hamburg te moeten reizen en daar aan het werk te worden
gezet. Er werd door een lokale timmerman, Sietse van der Wal (vader van de bekende Lemster tekenaar Simon van der Wal), een houten koffer gemaakt met de naam J. AUKEMA erop. En thuis had men nog een koffer staan zodat op 21 juni 1943 de reis werd aanvaard.

De reis en de werkzaamheden

Om in Duitsland te komen werd eerst met de bus via Echten naar Heerenveen gereisd. Waarna per trein het traject Heerenveen – Groningen – Bremen – Hamburg werd afgelegd. Daar werd dan beslist waar de Lemsters geplaatst werden. De drie werden uit elkaar gehaald. Ze zouden elkaar voor de resterende oorlogsjaren niet meer zien.  Jan Aukema moest zich nuttig gaan maken aan de technische kant op een Scheepswerf voor Duikboten in de haven van Hamburg. Zijn nieuwe adres: Jan Aukema – Rethelager – Lange Morgen – Barak 1 – Stube 5 Hamburg – Willemsburg. Op dat adres zat hij voornamelijk met  Groningers. Het was zwaar en het eten hield niet over. Tot overmaat van ramp besloot de Engelse Premier Winston Churchill ook nog eens om Hamburg zwaar te gaan bombarderen.

Bombardementen

Al na een paar dagen (24 juli 1943) vlogen de eerste 800 RAF bommenwerpers over de stad om hun lading te droppen. Op 26 juli kwamen 54 van die vliegende forten het havengebied bestoken waar Jan Aukema zat. Maar de hel brak pas echt los toen op 27 juli maar liefst 739 Lancasters 2400 ton brisantbommen en brandbommen over Hamburg uitstrooiden.

Schuilkelders

Jan Aukema vertelde dat de Duitsers daar op de een of andere manier rekening mee hadden gehouden. Er werden schuilkelders gebouwd met muren en vloeren van 4 meter dik beton. Daar zocht het personeel van de werf zijn toevlucht. En dan was de lucht zwart van de vliegtuigen. Uiteindelijk resulteerde het platgooien van Hamburg erin dat er minder tijd werd besteed aan het bouwen van de duikboten. En dat men veel arbeidskrachten moest inzetten om de werf weer te repareren en normaal te laten functioneren. Het was al met al een spannende en onzekere tijd. Niemand wist hoe de dag van
morgen er weer uit zou zien. En de angst voor opnieuw bombardementen en een vuurzee was groot.

Brieven

Maar de briefwisselingen met de familie, met zijn vriendin Siepie (later zijn vrouw) en zijn voormalige werkgever Koopmans hield Jan Aukema op de been. Na zo’n driekwart jaar hard werken en weinig eten begon Jan Aukema weer wat last van zijn maag te krijgen. Daardoor bezocht hij regelmatig de dokter op de scheepswerf. Na een aantal weken kreeg Aukema door, dat deze man geen “verkeerde” was. “We
noemden hem “de Hoofdmeester”. Ik dikte mijn bezoekjes iedere keer aan en deed alles erger voorkomen dan dat ik me echt voelde. Een aantal weken later moest ik mij plotseling bij een dokter in Hamburg  melden. Ik moest maar eens goed worden onderzocht. Na het onderzoek werd me aan het einde van de middag medegedeeld dat ik mijn spullen in moest leveren. Ik moest “zurück naar Holland”. Dit kwam als een donderslag bij heldere hemel. Mijn lager/kamergenoten konden het zich niet voorstellen dat ik dit voor elkaar had gekregen. Nadat ik mijn spullen had ingeleverd en de benodigde papieren had gekregen, werd ik naar het station gebracht en op de trein gezet. Via Bremen en Groningen kwam ik tenslotte in Meppel terecht. Daar kon ik de eigenaar van de busmaatschappij ZWH,  Marten Bangma bellen. Ik vroeg hem of hij mijn familie en vriendin in Lemmer ervan op de hoogte kon brengen dat ik onderweg naar huis was. Per bus ging het toen naar Heerenveen waar ik op de tram stapte die me via Joure naar Lemmer zou brengen.”

Verbazing

Aangekomen in Joure zag hij tot zijn grote verbazing dat zijn vader Hendrik Aukema samen met een aantal vrienden, waaronder Atte Langenberg hem met de oude Chevrolet vrachtauto stond op te wachten om hem naar huis te brengen. Zijn reisgenoten Poppe Bootsma en Petrus Porsinck hebben volgens Aukema tot het einde van de oorlog voor de bezetter moeten werken. Wel zijn ze gelukkig allen teruggekeerd. Helaas zijn beide inmiddels overleden. Tijdens die spannende periode in Duitsland hebben de drie nooit enig contact met elkaar gehad, maar na de Tweede Wereldoorlog is er nog vaak met elkaar over gesproken.

Foto

Jan Aukema laat nog vaak de foto van de drie mannen zien die is genomen voor vertrek en vertelt er dan het verhaal bij. En boven, op een slaapkamer, staan de stille getuigen, waaronder de zware houten koffer met zijn naam erop. Een mensenleven geleden….